Zoals ik in een vorige post al uitlegde, geef ik regelmatig drama aan de kinderen van het eerste, tweede en derde leerjaar. Zo verzamelde ik al een aantal dramalessen waarvan ik weet dat ze in de smaak vallen bij de leerlingen. Vandaag deel ik een grappige dramales waarbij de kinderen gaan experimenteren met nonsenstaal.
Veel kinderen komen graag naar dramalessen en spelen graag toneel. Ze verzinnen dialogen, bedenken er handelingen bij en brengen hun stuk voor hun medeleerlingen. Wat echter een leuke factor is om toe te voegen is het gebruik van nonsenstaal. De kinderen mogen geen bestaande woorden of zinnen gebruiken en moeten hierdoor de focus leggen op lichaamstaal om toch een duidelijke boodschap te brengen. Zo oefenen ze het lichamelijke aspect in zonder in stilte te spelen.
Nonsenstaal (of jabbertalk) is voor veel kinderen een beetje onwennig. Het wekt lachreacties op en ze kunnen in het begin niet zo vlot communiceren. Om dit ongemakkelijke gevoel weg te werken, doe ik als leerkracht enthousiast mee en probeer ik zo te laten zien dat bij deze les niets fout kan zijn. Ik begin dan ook met een kringrondje van gekke klanken doorgeven. De leerkracht verzint ter plekke een gekke klank (aboejoe, kirila, metongo…) en zegt deze luidop, terwijl hij naar zijn buurman kijkt. De buurman neemt het woord over en zegt het tegen zijn buurman. Dit wordt gedaan tot iedereen het woord heeft gezegd. Hierna komt een volgende leerling aan bod die een nieuwe klank verzint en door zegt. Een extra moeilijkheid is om aan deze klank ook een emotie te koppelen. Je kan een woord heel verliefd/verlegen/enthousiast/boos zeggen waardoor het meteen een andere dimensie krijgt. Na deze ronde zijn de leerlingen normaal gezien wat opgewarmd en is het ongemakkelijke gevoel al heel wat minder.
In de tweede fase van de les gaat de leerkracht even alle aandacht naar zich brengen om de leerlingen het belang van lichaamstaal duidelijk te maken. De leerkracht vertelt een verhaal in jabbertalk en maakt uitbundig gebruik van expressie en lichaamstaal. De leerlingen raden hierna wat de leerkracht verteld heeft. Aan deze fase kan een kort leergesprek gekoppeld worden waarin de nadruk wordt gelegd op het lichamelijke aspect. Als de leerlingen dit wensen, kunnen ze zelf ook eens een kort verhaal vertellen (al dan niet zelfverzonnen).
De opwarming en de instructie hebben we gehad, nu kunnen de leerlingen zelf aan de slag. Ze trekken per 2 een situatiekaartje (zie link onderaan dit bericht) dat zij gaan uitbeelden. Op elk kaartje staat een uitleg voor 2 personages. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat persoon a een grote fan van iemand is met wie hij op de foto wil en dat persoon b het idool is. De leerlingen oefenen kort een toneeltje in, in nonsenstaal uiteraard, waarbij ze veel aandacht besteden aan het uitbeelden. Na het oefenmoment brengen de leerlingen hun act voor de andere kinderen. Nu is het aan de toeschouwers om te raden welke situatie hier uitgebeeld is.
Aangezien mijn lessen slechts 35 minuten duren, heb ik weinig verschillende elementen ingevoegd in deze les. Heb je meer tijd, dan geef ik beknopt nog wat tips over hoe je de les kan uitbreiden:
- Om te focussen op de emoties kan je bestaande woorden uit de context trekken en bijvoorbeeld getalgesprekken voeren. De leerlingen moeten hierdoor geen nieuwe woorden bedenken maar kunnen vooral aandacht richten op het spelen met emoties/mimiek/expressie… Een gesprek kan dan zo gaan:
A: elf negen zeven vijfentwintig?
B: drie drie vijf twaalf honderdachtentachtig!
A: negenendertig één vijftig drieënveertig!
B: honderd-en-twee zes zeven vier dertien.
A: vijf twee zestien?
B: veertien.
Klinkt heel absurd (en dat is het ook) maar het kan grappige “gesprekken” opleveren. - De leerlingen zijn na fase 2 misschien nog niet helemaal klaar om naar echte situaties te gaan. Je kan hen laten oefenen op nonsenstaal door ze per 2 aan elkaar iets te laten uiteggen. Leerling a geeft de uitleg, leerling b raadt wat uitgelegd werd. Mogelijke situaties zijn: hoe poets je je tanden, de weg vragen, een ondervraging bij de politie, een toerist in een museum, een verkoper, iemand die dringend naar het toilet moet en een toilet zoekt…
- Leerlingen hebben al snel de neiging om met een bepaald “accent” te gaan spreken. Hun nonsenstaal wordt dan verzonnen chinees, russisch, afrikaans… Dit kan je gebruiken als verplicht element. Zeg hen erbij dat de nonsenstaal moet lijken op taal X. Zo ontstaan vaak hilarische verzonnen woorden.
Ik maakte zelf verschillende situatiekaartjes die de leerlingen in fase 3 bij mij konden komen trekken. Het is echter niet moeilijk om zo’n kaartjes bij te maken, de mogelijkheden zijn eindeloos. Hoe alledaags de situatie ook is, met nonsenstaal is alles mogelijk.
Klik op de afbeelding om mijn situatiekaartjes te downloaden.
leuk! Ik probeer het zeker uit!
LikeLike
Een aanrader, zeker doen!
LikeLike
Ik zou deze les heel graag willen geven, maar de kaartjes zijn niet meer te downloaden.
LikeLike
Normaal gezien kan je het bestand nu gewoon weer downloaden. Laat maar weten mocht het toch niet gaan.
LikeLike
Heel erg bedankt voor de uitgewerkte lessen! U bent een grote hulp voor mij geweest!
LikeGeliked door 1 persoon
Ik zou eveneens de kaartjes willen gebruiken, maar ik krijg het bestand niet open. Ik krijg een zwart scherm
LikeLike
Ik heb het uitgeprobeerd en het bestand is wel gewoon gekoppeld. Mocht het toch niet lukken, mag je me steeds een mail sturen op dejuffrouwzegt@gmail.com
LikeLike